‘Als je verdrietig bent, wat doe je dan?’, vroeg de mier aan de eekhoorn.
Ze zaten in het huis van de eekhoorn, hoog in de beuk, op een warme avond in het voorjaar.
De eekhoorn dacht even na. ‘Dan zucht ik’, zei hij toen.
‘En als je dan nog verdrietiger wordt?’, vroeg de mier.
‘Dan komen er rimpels in mijn voorhoofd’, zei de eekhoorn, ‘en zucht ik nog dieper en schud ik mijn hoofd.’
‘En als je dan nog verdrietiger wordt?’
‘Dan buig ik mijn hoofd en duw ik met mijn vingers tegen mijn ogen.’
‘En als je dan nog verdrietiger wordt?’
‘Dan ga ik ergens zitten met mijn hoofd in mijn handen, want dan is mijn hoofd heel zwaar en ben ik bang dat het valt.’
‘En als je dan nog verdrietiger wordt?’
‘Dan kan ik mijn tranen niet meer tegenhouden, en als er dan iemand op mijn deur klopt, hoor ik hem niet meer. Of ik hoor hem nog wel, maar ik ben zó verdrietig dat ik niet meer kan opendoen.’
‘En als je dan nog verdrietiger wordt?’
‘Dan gaan mijn schouders schokken en leg ik mijn hoofd op mijn armen en ben ik alleen nog maar tranen’, zei de eekhoorn.
‘En als je dan nóg verdrietiger wordt?’, vroeg de mier.
‘Verdrietiger dan dat kan ik niet worden’, zei de eekhoorn.
‘Maar als je het toch wordt?’, vroeg de mier.
‘Dat kan niet’, zei de eekhoorn.
‘Maar als je het tóch, tóch wordt, ook al kan het niet?!’, riep de mier.
Hij was opgesprongen en sloeg met zijn vuist op de tafel.
De eekhoorn dacht even na.
‘Dan ga ik dansen’, zei hij toen.
‘Ik ook!’, riep de mier.
Ze keken elkaar verbaasd aan.
Toen sloegen ze een arm om elkaars middel en dansten ze,
midden in de kamer van de eekhoorn,
tussen de kast en de tafel.
De ramen stonden wijd open en de nachtegaal zong.
Lange tijd dansten ze zonder iets te zeggen.
‘Dansen we nu omdat we verdrietig zijn?’, vroeg de mier toen.
‘Of dansen we zomaar?’
‘Ik weet het niet’, zei de eekhoorn.
door Toon Tellegen ~ NRC 15 januari 1999
Beeld~ Alexander Yakovlev